Kraaijenbergse Plassen
Download:
- Gebiedsrapport Kraaijenbergse Plassen, onderzoek 2007
- Gebiedsrapport Kraaijenbergse Plassen, onderzoek 2018
In 2019 is het 115 ha grote natuurgebied van Brabants Landschap rondom plas 5 en langs de zuidoever van plas 4 onderzocht in het kader van Maas in Beeld. Ondanks het vrijwel ontbreken van rivierdynamiek in de Kraaijenbergse Plassen, en plas 5 in het bijzonder, ontwikkelt de soortenrijkdom onder de flora zich positief. Het tempo waarin dit gebeurt ligt alleen wel beduidend lager dan in Maasgebieden waar wel ruimte is voor rivierinvloeden. Sinds de start van de begrazing (1998) is het aantal bijzondere/indicatieve plantensoorten toegenomen van ca. 3-6 soorten naar cumulatief 25 soorten gedurende de periode 2009-2019. In het natuurgebied zijn soorten van kwelmilieus, dynamische pionierssituaties en van droog zandig schraalgrasland het best vertegenwoordigd.
Bij de kwel- en pioniersoorten moet gedacht worden aan Bosbies, Slijkgroen en het zeer zeldzame Klein glaskroos, dat in 2019 voor het eerst vrij massaal is aangetroffen. Gestreepte klaver, Rapunzelklokje en Viltganzerik hebben relatief grote populaties op de hogere, zandige delen van het gebied. Opvallend is dat soorten van zoom-mantelvegetaties nog vrijwel afwezig zijn in dit begrazingslandschap. Mogelijk dat deze soorten zich in de toekomst nog gaan vestigen (bijv. Gewone agrimonie).
Bij de fauna zijn de volgende ontwikkelingen zichtbaar: Naast de al aanwezige dassen hebben bevers zich de afgelopen jaren gevestigd: eerst in de oeverzone van plas 4/7 en sinds 2017 ook in plas 5. Voor broedvogels vormt de moeraszone van plas 4 en het Geesterbos het meest waardevolle deel van het gebied; d.w.z. het deel waar de meest bijzondere soorten voorkomen. Het gebied herbergt relatief grote populaties van twee soorten (Bastaardkikker en Gewone pad); beide soorten zijn in staat om zich voort te planten in plassen met vispopulaties. Dit verklaart ook waarom andere soorten zo goed als ontbreken, met uitzondering van het voorkomen in enkele geïsoleerde poelen.
Het gebied herbergt een hoge soortenrijkdom aan insecten en de variatie is de afgelopen jaren verder toegenomen, zowel onder de libellen, dagvlinders als sprinkhanen. In vergelijking met andere terreinen in het Maasdal valt met name de grote variatie aan libellen op (37 soorten gedurende de periode 2008-2019), met vooral interessante vertegenwoordigers onder de limnofiele en pioniersoorten (o.a. Bruine winterjuffer, Tengere pantserjuffer en Vroege glazenmaker). Onder de dagvlinders zijn vooral graslandsoorten goed vertegenwoordigd en zien we een groei van de populatie Hooibeestje en Bruin zandoogje. Zoom-mantelsoorten worden in veel kleiner aantal gezien. De absolute specialiteit van het gebied is de populatie Sleedoornpages. Onder de sprinkhanen zien we een geleidelijke toename van soorten, waaronder de eerste Moerassprinkhanen in 2019 in de oeverzone van plas 4.