De Hemelrijkse Waard
Download hier de gebiedsrapportage Hemelrijkse Waard 2019
Herinrichting
De Hemelrijkse Waard is in de jaren voor 2016 grootschalig heringericht, waarbij een groot aantal nieuwe geulen en plassen in het gebied is aangelegd. Hierbij is zo goed mogelijk de structuur van de oude kronkelwaard gevolgd, maar er zijn ook enkele nieuwe plasstructuren aangelegd, gekoppeld aan kleiwinning. Over grote delen is de oude bemeste bouwvoor verwijderd, waardoor voor natuur een betere uitgangssituatie is ontstaan. Hierdoor ontwikkeld zich momenteel een nieuw landschap ontstaan met o.a. veel watervogels. Langs de Maas is een grote geul aangelegd, inclusief klinkhout, die voor ca. 4 cm daling van extreme hoogwaterstanden zorgt. De herinrichting is uitgevoerd door de firma Wetering in opdracht van Rijkswaterstaat, eerst als zogenaamd NURG-project, later als onderdeel van het Kaderrichtlijn-Waterprogramma. Sinds 2017 beheerd Natuurmonumenten het gebied. Het is met 250 ha het, samen met natuurpark Keent, grootste uiterwaardenproject van het Maasdal (Grensmaas niet meegerekend).
natuurontwikkelingen
In 2019 heeft Maas in Beeld de eerste natuurontwikkelingen in beeld gebracht. Het gebied bevond zich in dat jaar nog duidelijk in een pioniersfase. Toch is het aantal bijzondere plantensoorten al gegroeid van 1 bij de start van het project, naar ruim 20 in 2019. Langs de oevers van (droogvallende) plassen zijn pioniers als Bruin cypergras, Klein vlooienkruid, Slijkgroen, Schijngenadekruid, Fraai duizendguldenkruid en Waterpostelein verschenen, soorten die nog niet zo lang geleden (zo goed als) verdwenen waren langs de Bedijkte Maas. Op de hogere en droge delen, waar maaiveldverlaging heeft plaatsgevonden, begint een bloemrijke begroeiing te verschijnen met (half)pioniers als Duits en Klein viltkruid, Rode ogentroost en Echt duizendguldenkruid. Stroomdalgraslandsoorten en soorten van zomen en ruigten ontbreken nog, maar kunnen op termijn met hoogwaters vanuit bovenstroomse bronpopulaties worden aangevoerd.
De soortenrijkdom onder de broedvogels is na 2016 enorm toegenomen. Dit geldt voor de meeste vertegenwoordigers van watervogels, pioniers en die van riet, ruigte en struweel. Een echte pionier als de Kluut had een piek in 2017, en zal de komende jaren naar verwachting ook weer verdwijnen. Verwacht mag worden dat hier steeds meer echte grasland-, moeras- en struweelvogels voor in de plaats komen. Cultuurvolgers zoals Kievit en Gele kwikstaart hebben deels een veer moeten laten, maar dat was grotendeels al voor de herinrichting het geval en is een autonoom negatieve trend in vrijwel heel Nederland. Opvallend is echter dat soorten als Patrijs en Veldleeuwerik zich nog goed handhaven resp. zelfs opnieuw hebben gevestigd.
De variatie aan libellen is sterk gegroeid met vestiging van de eerste pioniersoorten (Zwervende heidelibel, Zwervende pantserjuffer) en limnofiele soorten van meer laagdynamische omstandigheden. Rheofiele soorten hebben vooralsnog geen profijt gehad van de stromende nevengeul. Naar verwachting zal de soortenrijkdom van deze insectengroep nog verder gaan toenemen omdat soorten ook de kans moeten krijgen om zich te vestigen.
De dagvlinderpopulatie zit in Hemelrijk nog in de opbouwfase. Van algemene graslandsoorten zijn recent de eerste exemplaren gezien (Bruin zandoogje, Hooibeestje). Afgaand op de ontwikkelingen in een vergelijkbaar gebied als ‘Keent’ zullen deze sterk gaan toenemen. Dat geldt naar verwachting ook voor structuur-indicerende soorten van zoom-mantelvegetaties die nu nog vrijwel ontbreken.