Geulle aan de Maas

In 2016 is het jonge natuurgebied Geulle a/d Maas ecologisch onderzocht. De resultaten kunnen als volgt worden samengevat: de flora ontwikkelt zich in soortenaantallen redelijk voorspoedig, echter de dichtheid aan bijzondere planten is nog relatief laag. Wel is het verschil met de voormalige agrarische situatie aanzienlijk, maar dit was ecologisch een zeer slecht ontwikkeld toestand. De belangrijkste standplaatsen voor bijzondere planten concentreren zich op de hogere delen waar grind of schraal leem/zand bloot liggen of vrij gegraven zijn, zoals de noordpunt rond de grote persleiding en aangesneden grindranden tegen onvergraven delen aan (overgang kleiberging-onvergraven tegen de kanaalweg aan). De best vertegenwoordigde soortgroepen daar zijn droge pioniers (o.a. Bilzekruid, Kandelaartje, Kleine en Ruige rupsklaver, Wit vetkruid en Wondklaver) en soorten van vochtige graslanden (o.a. Engelse alant, Rode ogentroost). Het oevereiland lijkt wat laag afgewerkt om een rijke stroomdalgraslandflora kansen te bieden, maar de ontwikkeling is nog jong. Daarnaast zijn de eerste kwelsoorten waargenomen in poeltjes aan de oostrand van het gebied, met name Bosbies en IJle zegge. Ook de vestiging van Kogelbies is bijzonder. De kleiberging is over grote delen relatief soortenarm voor wat betreft bijzondere flora en insectenfauna, vooral door de kleiige en lage afwerking.

Opvallend is de vondst van enkele bijzondere sprinkhanen/krekels, met name Moerassprinkhaan, Boomkrekel (nieuw voor de Maas) en Blauwvleugelsprinkhaan. Deze laatste soort is kenmerkend voor droge grindmilieus langs grindrivieren. Het gebied is vooralsnog arm aan bijzondere dagvlinders en libellen. Wel is de vestiging van Rugstreeppad in het gebied bijzonder. Na een eerste vestiging van deze pioniersoort in Borgharen enkele jaren geleden, is de soort via Itteren in 2016 uitgebreid naar Geulle.

Download: Gebiedsrapport Geulle aan de Maas 2017  (PDF)